premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
An older gentleman in a plaid shirt and glasses is smiling at the camera.
Een oudere man in een geruit shirt en een bril lacht naar de camera.
The older guy has his eyes fixated on the camera.
De oudere man heeft zijn ogen gefixeerd op de camera.
0
both are older
beide zijn ouder
0.2538
0.1116
0.6623
0.121
0.8278
0.0994
An older gentleman in a plaid shirt and glasses is smiling at the camera.
Een oudere man in een geruit shirt en een bril lacht naar de camera.
THe older man has to wear glasses to improve his vision.
De oudere man moet een bril dragen om zijn zicht te verbeteren.
1
Not all older men wear glasses.
Niet alle oudere mannen dragen een bril.
0.2538
0.1116
0.7679
0.1182
0.9135
0.1291
A bald man is sitting on a rock next to a woman in a black jacket.
Een kale man zit op een rots naast een vrouw in een zwarte jas.
A man and a woman are sitting next to each other at the grand canyon.
Een man en een vrouw zitten naast elkaar.
1
a rock doesn't always mean grand canyon.
Een rots betekent niet altijd Grand Canyon.
0.5938
0.1266
0.6992
0.1316
0.6119
0.1172
A bald man is sitting on a rock next to a woman in a black jacket.
Een kale man zit op een rots naast een vrouw in een zwarte jas.
A man and a woman are cooking dinner in the kitchen
Een man en een vrouw koken in de keuken
2
Either the man and woman are sitting outside on a rock or they are cooking dinner in a kitchen. They cannot be in both locations at one time.
Of de man en vrouw zitten buiten op een steen of ze koken in een keuken. Ze kunnen niet op beide locaties tegelijk zijn.
0.5935
0.1266
0.8827
0.1373
0.4384
0.1197
A bald man is sitting on a rock next to a woman in a black jacket.
Een kale man zit op een rots naast een vrouw in een zwarte jas.
A man and a woman are sitting next to each other.
Een man en een vrouw zitten naast elkaar.
0
bot are sitting
De bot zit
0.5938
0.1266
0.9376
0.1353
0.0
0.0962
A pole vaulter leaving the pit with his pole.
Een paalhoogspringer die de kuil met zijn paal verlaat.
The man left the pole.
De man verliet de paal.
2
Either the vaulter is leaving the pit with his pole or he is leaving his pole as well as the pit.
Ofwel de gewelfde verlaat de put met zijn paal of hij verlaat zijn paal en de put.
0.0014
0.0771
0.0239
0.1001
0.0147
0.0785
A pole vaulter leaving the pit with his pole.
Een paalhoogspringer die de kuil met zijn paal verlaat.
The pole vaulter left the pit with his pole to take it to be repaired.
De paalhoogspringer verliet de put met zijn paal om hem te repareren
1
pole. doesn't always mean be repaired.
Dat betekent niet altijd gerepareerd worden.
0.0013
0.0771
0.0001
0.0878
0.022
0.0931
A pole vaulter leaving the pit with his pole.
Een paalhoogspringer die de kuil met zijn paal verlaat.
The pole vaulter left the pit.
De paalhoogspringer verliet de put.
0
both are leaving
Beide vertrekken.
0.0013
0.0771
0.0
0.0721
0.617
0.115
Four people looking at some cattle beside a barn.
Vier mensen kijken naar vee naast een schuur.
Four people are studying cattle for a research project.
Vier mensen bestuderen vee voor een onderzoeksproject.
1
looking at doesn't always mean studying
kijken naar betekent niet altijd studeren
0.3591
0.1283
0.7018
0.1222
0.0001
0.0929
Four people looking at some cattle beside a barn.
Vier mensen kijken naar vee naast een schuur.
Four people are stargazing.
Vier mensen staan te staren.
2
Either the group are looking at some cattle, presumably during the day, or they are stargazing, which people usually do at night.
Of de groep kijkt naar een aantal runderen, vermoedelijk overdag, of ze zijn stargazen, wat mensen meestal's nachts doen.
0.3591
0.1283
0.0113
0.1348
0.0
0.0808
Four people looking at some cattle beside a barn.
Vier mensen kijken naar vee naast een schuur.
Cattle are beside a barn.
Rundvee staat naast een schuur.
0
in both sentences, cattle are beside a barn.
in beide zinnen, vee naast een schuur.
0.3591
0.1283
0.7231
0.1298
0.0
0.0753
Kids having fun in their house after an evening dinner.
Kinderen die plezier hebben in hun huis na een diner.
Kids playing after finishing their pizza.
Kinderen spelen na het afmaken van hun pizza.
1
dinner doesn't always mean pizza.
Eten betekent niet altijd pizza.
0.3164
0.1009
0.4609
0.1058
0.716
0.1265
Kids having fun in their house after an evening dinner.
Kinderen die plezier hebben in hun huis na een diner.
A man singing to a woman.
Een man zingt voor een vrouw.
2
Kids refers to multiple younger humans, either man or woman. Man and woman refer to grown male and grown female respectively. Either the group are having fun or one is singing to another.
Kinderen verwijst naar meerdere jongere mensen, man of vrouw. Man en vrouw verwijzen naar volwassen mannelijke respectievelijk volwassen vrouw. Ofwel de groep hebben plezier of de een zingt voor een ander.
0.3168
0.1008
0.4376
0.1182
0.0
0.0578
Kids having fun in their house after an evening dinner.
Kinderen die plezier hebben in hun huis na een diner.
Kids playing after finishing their meal.
Kinderen spelen na het eten.
0
having and playing can be the same action
hebben en spelen kan dezelfde actie zijn
0.3168
0.1008
0.0001
0.1098
0.1159
0.0876
A dark-haired young in a red and white uniform is holding a vaulting pole.
Een donkerharige jongen in rood-wit uniform houdt een gewelfde paal vast.
A young person doing gymnastics.
Een jonge turner.
2
Either the person is holding a vaulting pole, about to pole vault, or they are doing gymnastics. They cannot do both at the same time.
Ofwel de persoon houdt een gewelfde paal, op het punt om te polsen kluis, of ze doen gymnastiek.
0.2968
0.1132
0.0001
0.1025
0.0
0.057
A dark-haired young in a red and white uniform is holding a vaulting pole.
Een donkerharige jongen in rood-wit uniform houdt een gewelfde paal vast.
A young person trying out for the Olympic team.
Een jongeman die probeert voor het Olympische team.
1
uniform doesn't always mean Olympic team
uniform betekent niet altijd Olympische team
0.2968
0.1132
0.0
0.1026
0.5695
0.1272
A dark-haired young in a red and white uniform is holding a vaulting pole.
Een donkerharige jongen in rood-wit uniform houdt een gewelfde paal vast.
A young person wearing a uniform.
Een jongeman in een uniform.
0
both have a uniform
allebei een uniform hebben
0.2974
0.1132
0.8723
0.1372
0.7344
0.1267
A man and woman prepare a brown and white cow to be presented at a fair.
Een man en vrouw bereiden een bruine en witte koe voor op een beurs.
The fair's prize winning cow is brown and white.
De prijswinnende koe van de beurs is bruin en wit.
1
Preparing a brown and white cow to be presented does not imply the prize winning cow is brown and white.
Het klaarmaken van een bruine en witte koe die gepresenteerd moet worden betekent niet dat de prijzen winnende koe bruin en wit is.
0.5032
0.101
0.4489
0.1016
0.3236
0.1069
A man and woman prepare a brown and white cow to be presented at a fair.
Een man en vrouw bereiden een bruine en witte koe voor op een beurs.
A cow is prepared to be butchered.
Een koe is bereid geslacht te worden.
2
man and cow are not same both are different.
Man en koe zijn niet allebei hetzelfde.
0.5032
0.101
0.2116
0.1267
0.7456
0.1237
A man and woman prepare a brown and white cow to be presented at a fair.
Een man en vrouw bereiden een bruine en witte koe voor op een beurs.
A cow is prepared for the fair.
Een koe is voorbereid op de kermis.
0
cow to be presented at a fair shows that cow is prepared for the fair.
koe te presenteren op een beurs toont dat koe is voorbereid op de beurs.
0.5049
0.1009
0.4521
0.1035
0.0769
0.1003
A man in a Tyrolean hat decorates a tan and white cow with ribbons and evergreen while a woman holds the cow's head.
Een man in een Tiroolse hoed versiert een bruin en witte koe met linten en altijd groen terwijl een vrouw het hoofd van de koe vasthoudt.
A man and woman cooking a side of beef.
Een man en vrouw die een stuk vlees koken.
2
Either the couple are decorating the cow (which when cooked is usually beef), or they are cooking the cow.
Ofwel zijn het echtpaar versieren van de koe (die wanneer gekookt is meestal rundvlees), of ze koken de koe.
0.2003
0.0671
0.3271
0.0978
0.0
0.0626
A man in a Tyrolean hat decorates a tan and white cow with ribbons and evergreen while a woman holds the cow's head.
Een man in een Tiroolse hoed versiert een bruin en witte koe met linten en altijd groen terwijl een vrouw het hoofd van de koe vasthoudt.
A man and woman tends to a cow.
Een man en vrouw neigt naar een koe.
0
both have a cow
allebei een koe hebben
0.1994
0.0671
0.0001
0.0835
0.8467
0.101
A man in a Tyrolean hat decorates a tan and white cow with ribbons and evergreen while a woman holds the cow's head.
Een man in een Tiroolse hoed versiert een bruin en witte koe met linten en altijd groen terwijl een vrouw het hoofd van de koe vasthoudt.
A cow struggles as people decorate it.
Een koe worstelt als mensen het versieren.
1
holds doesn't always mean struggles
holds betekent niet altijd strijd.
0.1994
0.0671
0.0002
0.0935
0.0
0.0762
A pole vaulter is carrying his equipment while looking away.
Een paalhoogspringer draagt zijn apparatuur terwijl hij wegkijkt.
The pole vaulter is looking away while carrying his equipment.
De paalhoogspringer kijkt weg terwijl hij zijn uitrusting draagt.
0
both are carrying
beide dragen
0.2199
0.1045
0.0001
0.103
0.0001
0.0873
A pole vaulter is carrying his equipment while looking away.
Een paalhoogspringer draagt zijn apparatuur terwijl hij wegkijkt.
The pole vaulter is carrying his gear.
De paalhoogspringer draagt zijn spullen.
1
equipment doesn't always mean gear.
apparatuur betekent niet altijd versnelling.
0.219
0.1046
0.2855
0.0997
0.0001
0.0962
A pole vaulter is carrying his equipment while looking away.
Een paalhoogspringer draagt zijn apparatuur terwijl hij wegkijkt.
The pole vaulter is in the middle of his jump.
De paalhoogspringer zit midden in zijn sprong.
2
One cannot be looking away and carrying equipment in the middle of a jump.
Men kan niet wegkijken en apparatuur in het midden van een sprong dragen.
0.219
0.1046
0.3014
0.1038
0.0003
0.0777
The brown and white great Dane plays with two yellow dogs in the grass.
De bruine en witte grote Dane speelt met twee gele honden in het gras.
The great Dane pounces on the two yellow dogs.
De grote Dane stoot op de twee gele honden.
1
Plays does not imply pounces.
Spelen impliceert geen boksen.
0.3527
0.093
0.0003
0.0903
0.0003
0.119
The brown and white great Dane plays with two yellow dogs in the grass.
De bruine en witte grote Dane speelt met twee gele honden in het gras.
The great Dane chases the two yellow dogs around the kitchen table.
De grote Dane jaagt de twee gele honden rond de keukentafel.
2
grass and kitchen are different.
gras en keuken zijn anders.
0.3527
0.093
0.3332
0.0839
0.6176
0.1126
The brown and white great Dane plays with two yellow dogs in the grass.
De bruine en witte grote Dane speelt met twee gele honden in het gras.
The dogs play outside.
De honden spelen buiten.
0
Grass is usually found outside.
Gras wordt meestal buiten gevonden.
0.3527
0.093
0.7938
0.1375
0.6222
0.1392
A badminton player dressed in red and yellow at the London 2012 Olympics leaps in the air as she plays the game.
Een badmintonspeler gekleed in rood en geel op de Olympische Spelen van Londen 2012 springt in de lucht als ze speelt het spel.
Someone is wearing blue.
Iemand draagt blauw.
1
dressed doesn't always mean blue.
Gekleed betekent niet altijd blauw.
0.3323
0.0947
0.6951
0.126
0.4785
0.1157
A badminton player dressed in red and yellow at the London 2012 Olympics leaps in the air as she plays the game.
Een badmintonspeler gekleed in rood en geel op de Olympische Spelen van Londen 2012 springt in de lucht als ze speelt het spel.
Someone is playing badminton.
Iemand speelt badminton.
0
both are playing
beide spelen
0.3324
0.0947
0.8183
0.1492
0.1616
0.1023
A badminton player dressed in red and yellow at the London 2012 Olympics leaps in the air as she plays the game.
Een badmintonspeler gekleed in rood en geel op de Olympische Spelen van Londen 2012 springt in de lucht als ze speelt het spel.
Nobody is playing a sport.
Niemand speelt een sport.
2
A badminton player plays the game is not nobody playing.
Een badminton speler speelt het spel is niet niemand spelen.
0.3324
0.0947
0.71
0.1241
0.0
0.0592
Large dog plays with two smaller dogs on grass.
Grote hond speelt met twee kleinere honden op gras.
Three dogs are playing with a ball.
Drie honden spelen met een bal.
1
dogs doesn't always mean playing
honden betekent niet altijd spelen
0.727
0.1189
0.2751
0.1263
0.0001
0.0735
Large dog plays with two smaller dogs on grass.
Grote hond speelt met twee kleinere honden op gras.
Three dogs are swimming in an aquarium.
Drie honden zwemmen in een aquarium.
2
Dogs cannot be swimming on grass.
Honden kunnen niet zwemmen op gras.
0.7268
0.1189
0.9781
0.1553
0.7716
0.1432
Large dog plays with two smaller dogs on grass.
Grote hond speelt met twee kleinere honden op gras.
Three dogs are playing on the grass.
Drie honden spelen op het gras.
0
both are playing
beide spelen
0.7269
0.1189
0.8281
0.1521
0.1617
0.1022
A big dog holds its paw out to keep another dog at bay.
Een grote hond houdt zijn poot uit om een andere hond op afstand te houden.
A big dog is holding its paw up to another dog.
Een grote hond houdt zijn poot tegen een andere hond.
0
for a dog to be holding a paw out it has to be up
voor een hond om een poot uit te houden moet het omhoog
0.4831
0.1098
0.2907
0.0962
0.0
0.0779
A big dog holds its paw out to keep another dog at bay.
Een grote hond houdt zijn poot uit om een andere hond op afstand te houden.
Two cats sleep in front of a fireplace with no other animals around.
Twee katten slapen voor een open haard zonder andere dieren.
2
Dogs are not cats.
Honden zijn geen katten.
0.483
0.1098
0.2093
0.119
0.9844
0.1342
A big dog holds its paw out to keep another dog at bay.
Een grote hond houdt zijn poot uit om een andere hond op afstand te houden.
A big dog is playing with its brother.
Een grote hond speelt met zijn broer.
1
another dog doesn't always mean brother.
Een andere hond betekent niet altijd broer.
0.483
0.1098
0.8877
0.1153
0.4799
0.1138
A bald baby laughs as he holds onto his mom's jacket.
Een kale baby lacht terwijl hij zijn moeders jas vasthoudt.
the dad rocked the baby to sleep
de vader wiegde de baby in slaap
2
A baby who laughs is not being put to sleep.
Een baby die lacht wordt niet in slaap gebracht.
0.4662
0.1086
0.6909
0.1112
0.551
0.1165
A bald baby laughs as he holds onto his mom's jacket.
Een kale baby lacht terwijl hij zijn moeders jas vasthoudt.
the mom was tickling the baby
de moeder kietelde de baby
1
Not all moms are tickling.
Niet alle moeders kietelen.
0.4659
0.1086
0.0004
0.103
0.0623
0.0844
A bald baby laughs as he holds onto his mom's jacket.
Een kale baby lacht terwijl hij zijn moeders jas vasthoudt.
the baby was laughing
De baby lachte.
0
you are laughing if you laugh
u lacht als u lacht
0.4662
0.1086
0.6154
0.1297
0.0
0.0734
A large dog wards off a smaller dog.
Een grote hond beschermt een kleinere hond.
A dog gnarls at another and went to eat it's food.
Een hond knobbelt naar een ander en ging eten.
1
Not all dogs gnarls.
Niet alle honden knarsen.
0.3098
0.1178
0.0
0.0802
0.2083
0.1087
A large dog wards off a smaller dog.
Een grote hond beschermt een kleinere hond.
A horse is eating grass.
Een paard eet gras.
2
Two dogs are not a horse eating grass at the same time.
Twee honden zijn geen paarden die tegelijkertijd gras eten.
0.3114
0.1178
0.9146
0.1357
0.4866
0.1094
A large dog wards off a smaller dog.
Een grote hond beschermt een kleinere hond.
a dog gnarls at another.
Een hond knobbelt naar een ander.
0
a dog would gnarl if it is trying to ward something off
een hond zou knarsen als het probeert iets af te weren
0.3107
0.1179
0.0001
0.0979
0.2532
0.1034
Women holding a baby wearing a green shirt.
Vrouwen met een baby in een groen shirt.
Woman is watching a baby crawl on the ground.
De vrouw ziet een baby kruipen op de grond.
2
Women cannot be holding a baby and watching the baby crawl simultaneously.
Vrouwen kunnen geen baby vasthouden en de baby tegelijkertijd zien kruipen.
0.5935
0.1091
0.7209
0.1231
0.345
0.1106
Women holding a baby wearing a green shirt.
Vrouwen met een baby in een groen shirt.
A baby is being carried by a woman.
Een baby wordt gedragen door een vrouw.
0
if the baby is being held then the baby is being carried
als de baby wordt vastgehouden dan wordt de baby gedragen
0.5947
0.1091
0.9831
0.1428
0.4685
0.1173
Women holding a baby wearing a green shirt.
Vrouwen met een baby in een groen shirt.
The woman is carrying a baby through the park.
De vrouw draagt een baby door het park.
1
Not all women go through the park.
Niet alle vrouwen gaan door het park.
0.5947
0.1091
0.6598
0.1207
0.5879
0.1166
A baby in a green shirt is holding onto a shoulder.
Een baby in een groen shirt houdt een schouder vast.
a baby
een baby
0
a baby is a baby
een baby is een baby
0.6018
0.1015
0.9784
0.1026
0.9553
0.1408
A baby in a green shirt is holding onto a shoulder.
Een baby in een groen shirt houdt een schouder vast.
a baby holding a kitchen knife
een baby met een keukenmes
2
A shoulder cannot be a kitchen knife simultaneously.
Een schouder kan geen keukenmes tegelijk zijn.
0.6014
0.1015
0.2076
0.1052
0.125
0.0979
A baby in a green shirt is holding onto a shoulder.
Een baby in een groen shirt houdt een schouder vast.
a baby with its mother
een baby met zijn moeder
1
Not all baby's are with their mother.
Niet alle baby's zijn bij hun moeder.
0.6012
0.1015
0.8864
0.121
0.8883
0.1389
Children are playing soccer on a rocky beach.
Kinderen voetballen op een rotsstrand.
The children are sitting on a couch.
De kinderen zitten op een bank.
2
Children cannot be sitting on a couch and on a beach simultaneously.
Kinderen kunnen niet tegelijkertijd op een bank en op een strand zitten.
0.6914
0.1344
0.8958
0.1353
0.7076
0.1412
Children are playing soccer on a rocky beach.
Kinderen voetballen op een rotsstrand.
There are kids outdoors.
Er zijn kinderen buiten.
0
a rocky beach is outdoors
een rotsachtig strand is buiten
0.6922
0.1344
0.663
0.1317
0.7291
0.1331
Children are playing soccer on a rocky beach.
Kinderen voetballen op een rotsstrand.
The children are playing on vacation.
De kinderen spelen op vakantie.
1
Not all children are on vacation.
Niet alle kinderen zijn op vakantie.
0.6921
0.1345
0.7514
0.1212
0.9774
0.1493
A woman is singing in to a microphone.
Een vrouw zingt in een microfoon.
A woman sings at a party
Een vrouw zingt op een feestje
1
Not all singing is done at a party.
Niet alle zang is klaar op een feestje.
0.7049
0.1413
0.6783
0.1406
0.002
0.108
A woman is singing in to a microphone.
Een vrouw zingt in een microfoon.
A woman sings
Een vrouw zingt
0
Singing and sings are the same word in different forms.
Zingen en zingen zijn hetzelfde woord in verschillende vormen.
0.7049
0.1413
0.6552
0.1318
0.2949
0.1072
A woman is singing in to a microphone.
Een vrouw zingt in een microfoon.
A woman sits quietly inside of her home
Een vrouw zit rustig in haar huis.
2
singing and sits are not same.
Zingen en zitten zijn niet hetzelfde.
0.7051
0.1413
0.2841
0.1339
0.3496
0.1106
Group of children playing soccer with body of water in the background.
Groep kinderen die voetballen met water op de achtergrond.
The soccer ball went into the water.
De voetbal ging het water in.
1
Not all balls go into the water.
Niet alle ballen gaan het water in.
0.4292
0.1224
0.0003
0.1256
0.2725
0.1296
Group of children playing soccer with body of water in the background.
Groep kinderen die voetballen met water op de achtergrond.
The children are outside.
De kinderen zijn buiten.
0
a body of water is outdoors
een waterlichaam is buiten
0.43
0.1223
0.8163
0.1297
0.526
0.136
Group of children playing soccer with body of water in the background.
Groep kinderen die voetballen met water op de achtergrond.
There are children outside with a soccer ball.
Er zijn kinderen buiten met een voetbal.
0
a body of water is found outside
een lichaam van water wordt buiten gevonden
0.43
0.1223
0.0006
0.1178
0.6962
0.1223
Group of children playing soccer with body of water in the background.
Groep kinderen die voetballen met water op de achtergrond.
A group of children are near the water.
Een groep kinderen is vlakbij het water.
0
if water is in the background its likely they are near the water
als het water op de achtergrond is waarschijnlijk zijn ze dicht bij het water
0.43
0.1223
0.7404
0.1353
0.0
0.1117
Group of children playing soccer with body of water in the background.
Groep kinderen die voetballen met water op de achtergrond.
The children are playing soccer out back of the school on recess.
De kinderen spelen voetbal achter de school tijdens de pauze.
1
Not all children are out back of the school on recess.
Niet alle kinderen zijn achterin de school op vakantie.
0.43
0.1223
0.7339
0.1296
0.0067
0.0941
Group of children playing soccer with body of water in the background.
Groep kinderen die voetballen met water op de achtergrond.
The kids are in math class.
De kinderen zitten in wiskunde.
2
Kids cannot be in math class and playing soccer simultaneously.
Kinderen kunnen niet in de wiskundeles zitten en tegelijkertijd voetballen
0.4291
0.1224
0.0021
0.123
0.6276
0.134
Group of children playing soccer with body of water in the background.
Groep kinderen die voetballen met water op de achtergrond.
It's a sunny day.
Het is zonnige dag.
1
Not all days are a sunny day.
Niet alle dagen zijn zonnige dagen.
0.4291
0.1224
0.7133
0.1363
0.9809
0.1503
Group of children playing soccer with body of water in the background.
Groep kinderen die voetballen met water op de achtergrond.
The children are having fun
De kinderen hebben plezier.
1
Not all children are having fun.
Niet alle kinderen hebben plezier.
0.4292
0.1224
0.897
0.1293
0.887
0.1192
Group of children playing soccer with body of water in the background.
Groep kinderen die voetballen met water op de achtergrond.
A group of children are playing in a soccer tournament.
Een groep kinderen speelt in een voetbaltoernooi.
1
Not all children are in a tournament.
Niet alle kinderen zitten in een toernooi.
0.4292
0.1224
0.9062
0.1451
0.7067
0.1203
Group of children playing soccer with body of water in the background.
Groep kinderen die voetballen met water op de achtergrond.
The children are sleeping.
De kinderen slapen.
2
SLEEPING IS NOT PLAYING
Slapen is niet spelen
0.4317
0.1223
0.7311
0.1321
0.0002
0.1123
Group of children playing soccer with body of water in the background.
Groep kinderen die voetballen met water op de achtergrond.
The children are playing baseball.
De kinderen spelen honkbal.
2
BASEBALL IS NOT SOCCER
BASEBALL IS NIET SOCCER
0.4317
0.1223
0.8837
0.1531
0.9826
0.1378
Group of children playing soccer with body of water in the background.
Groep kinderen die voetballen met water op de achtergrond.
The children are playing football.
De kinderen spelen voetbal.
2
FOOTBALL IS NOT SOCCER
Voetbal is niet SOCCER
0.4317
0.1223
0.9756
0.1511
0.9624
0.1336
Group of children playing soccer with body of water in the background.
Groep kinderen die voetballen met water op de achtergrond.
Kids are playing soccer.
De kinderen spelen voetbal.
0
kids is a synonym of children
kids is een synoniem van kinderen
0.4306
0.1223
0.8774
0.1504
0.6586
0.1109
Group of children playing soccer with body of water in the background.
Groep kinderen die voetballen met water op de achtergrond.
Kids are playing soccer.
De kinderen spelen voetbal.
0
Group of children playing soccer simply means kids are playing soccer
Groep kinderen voetballen betekent gewoon dat kinderen voetballen
0.4306
0.1223
0.8775
0.1505
0.1335
0.113
Group of children playing soccer with body of water in the background.
Groep kinderen die voetballen met water op de achtergrond.
A group of children are playing a board game at indoors.
Een groep kinderen speelt een bordspel binnen.
2
A BOARD GAME IS NOT SOCCER
EEN GORIG SPEL IS NIET SOCCER
0.4306
0.1223
0.2731
0.1019
0.3774
0.1236
A group of young children kick around a ball on a field with a body of water in the background.
Een groep jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld met een waterlichaam op de achtergrond.
A group of young children egg a house and speed away on their bikes.
Een groep jonge kinderen ei een huis en snelheid weg op hun fietsen.
2
AN EGG IS NOT A BALL
Een ei is geen eitje.
0.2775
0.1188
0.0
0.0678
0.3264
0.1159
A group of young children kick around a ball on a field with a body of water in the background.
Een groep jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld met een waterlichaam op de achtergrond.
A group of young children play ball in a field next to the lake.
Een groep jonge kinderen spelen bal in een veld naast het meer.
0
group of young children kick around a ball on a field is same as group of young children play ball
groep van jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld is hetzelfde als groep van jonge kinderen spelen bal
0.2775
0.1188
0.6457
0.141
0.0017
0.0988
A group of young children kick around a ball on a field with a body of water in the background.
Een groep jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld met een waterlichaam op de achtergrond.
They are friends.
Het zijn vrienden.
1
The children may not be friends.
De kinderen mogen geen vrienden zijn.
0.2775
0.1188
0.9559
0.1212
0.8788
0.1145
A group of young children kick around a ball on a field with a body of water in the background.
Een groep jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld met een waterlichaam op de achtergrond.
The kids are playing soccer.
De kinderen spelen voetbal.
0
young children kick around a ball simply means kids are playing soccer
jonge kinderen schoppen rond een bal gewoon betekent dat kinderen spelen voetbal
0.2775
0.1188
0.9466
0.1499
0.0
0.0729
A group of young children kick around a ball on a field with a body of water in the background.
Een groep jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld met een waterlichaam op de achtergrond.
The young children are enjoying playing soccer.
De jonge kinderen genieten van het voetballen.
1
A group of young children kick around a ball on a field with a body of water in the background does not imply that they are enjoying playing soccer.
Een groep jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld met een waterlichaam op de achtergrond betekent niet dat ze genieten van voetballen.
0.2775
0.1188
0.9793
0.1531
0.2859
0.1096
A group of young children kick around a ball on a field with a body of water in the background.
Een groep jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld met een waterlichaam op de achtergrond.
A group of kids playing a game together.
Een groep kinderen die samen een spelletje spelen.
0
group of young children kick around a ball is same as group of kids playing a game together.
Groep jonge kinderen schoppen rond een bal is hetzelfde als groep kinderen spelen een spel samen.
0.2772
0.1188
0.8263
0.1292
0.2396
0.0976
A group of young children kick around a ball on a field with a body of water in the background.
Een groep jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld met een waterlichaam op de achtergrond.
The children are outside.
De kinderen zijn buiten.
0
children kick around a ball on a field simply means children are outside
kinderen schoppen rond een bal op een veld gewoon betekent kinderen zijn buiten
0.2772
0.1188
0.8166
0.1295
0.0
0.0758
A group of young children kick around a ball on a field with a body of water in the background.
Een groep jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld met een waterlichaam op de achtergrond.
A bunch of kids are playing with a ball
Een stel kinderen spelen met een bal.
0
group of young children kick around a ball is just as bunch of kids are playing with a ball
groep jonge kinderen schoppen rond een bal is net als een stel kinderen spelen met een bal
0.2779
0.1188
0.7134
0.1389
0.0893
0.0861
A group of young children kick around a ball on a field with a body of water in the background.
Een groep jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld met een waterlichaam op de achtergrond.
The children are playing video games.
De kinderen spelen videospelletjes.
2
A BALL IS NOT VIDEO GAMES
Een bal is geen videospel.
0.2772
0.1188
0.9775
0.1533
0.0214
0.1104
A group of young children kick around a ball on a field with a body of water in the background.
Een groep jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld met een waterlichaam op de achtergrond.
A group of young children play soccer on the field.
Een groep jonge kinderen speelt voetbal op het veld.
1
A group of young children kick around a ball on a field with a body of water in the background does not indicate that they play soccer on the field.
Een groep jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld met een waterlichaam op de achtergrond geeft niet aan dat ze voetballen op het veld.
0.2772
0.1188
0.8406
0.1454
0.2007
0.0964
A group of young children kick around a ball on a field with a body of water in the background.
Een groep jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld met een waterlichaam op de achtergrond.
A bunch of kids are swimming in a pool
Een stel kinderen zwemmen in een zwembad
2
A POOL IS NOT A FIELD
Een poel is geen veld
0.2772
0.1188
0.9642
0.1537
0.6627
0.1436
A group of young children kick around a ball on a field with a body of water in the background.
Een groep jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld met een waterlichaam op de achtergrond.
Kids playing soccer.
Kinderen die voetballen.
1
A group of young children kick around a ball on a field with a body of water in the background does not necessary that Kids playing soccer.
Een groep jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld met een potje water op de achtergrond hoeft niet dat Kids voetballen.
0.2772
0.1188
0.0006
0.1176
0.0
0.0658
A group of young children kick around a ball on a field with a body of water in the background.
Een groep jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld met een waterlichaam op de achtergrond.
A group of kids are playing soccer.
Een groep kinderen speelt voetbal.
1
A group of young children kick around a ball on a field with a body of water in the background does not indicate that a group of kids are playing soccer.
Een groep jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld met een waterlichaam op de achtergrond geeft niet aan dat een groep kinderen voetballen.
0.2772
0.1188
0.937
0.1495
0.2394
0.1067
A group of young children kick around a ball on a field with a body of water in the background.
Een groep jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld met een waterlichaam op de achtergrond.
The water is close by.
Het water is vlakbij.
2
THE BACKGROUND IS NOT CLOSE BY
DE ACHTERGROND IS NIET SLECHT DOOR
0.2779
0.1188
0.7531
0.1382
0.0
0.094
A group of young children kick around a ball on a field with a body of water in the background.
Een groep jonge kinderen schoppen rond een bal op een veld met een waterlichaam op de achtergrond.
Kids playing lacrosse
Kinderen spelen lacrosse
2
People who kick around a ball are not playing lacrosse.
Mensen die met een bal schoppen spelen geen lacrosse.
0.2779
0.1188
0.6126
0.1346
0.1318
0.1027
A number of children enjoy themselves on the coast of a city.
Een aantal kinderen genieten aan de kust van een stad.
A number of chilfren enjoy themselves on the coast of a city
Een aantal chilfren genieten zich aan de kust van een stad
0
Children enjoy being on the coast of a city.
Kinderen genieten ervan aan de kust van een stad te zijn.
0.7339
0.1254
0.2389
0.1107
0.774
0.1273
A number of children enjoy themselves on the coast of a city.
Een aantal kinderen genieten aan de kust van een stad.
There were a lot of children enjoying themself on the coast
Er waren veel kinderen die zich vermaakten aan de kust.
1
Every coast is not by a city.
Elke kust is niet door een stad.
0.7339
0.1254
0.72
0.1491
0.1841
0.1106
A number of children enjoy themselves on the coast of a city.
Een aantal kinderen genieten aan de kust van een stad.
The number of children were not having fun at all
Het aantal kinderen had helemaal geen plezier
2
NOT HAVING FUN IS THE OPPOSITE OF ENJOY
Geen plezier maken is het tegenovergestelde van plezier.
0.7337
0.1254
0.4829
0.1125
0.0034
0.1062
Some children are playing football with a seacoast in the background.
Sommige kinderen spelen voetbal met een zeekust op de achtergrond.
Children are hiking in the mountains.
Kinderen wandelen in de bergen.
2
Children cannot be hiking in the mountain while they are playing football.
Kinderen kunnen niet wandelen in de berg terwijl ze voetballen.
0.7161
0.1275
0.2742
0.1235
0.2963
0.1209
Some children are playing football with a seacoast in the background.
Sommige kinderen spelen voetbal met een zeekust op de achtergrond.
Children are playing a sport near the ocean.
Kinderen spelen een sport bij de oceaan.
0
children are playing football with a seacoast simply means children are playing a sport near the ocean
kinderen spelen voetbal met een zeekust gewoon betekent dat kinderen spelen een sport in de buurt van de oceaan
0.7161
0.1275
0.3478
0.1225
0.0
0.0927
Some children are playing football with a seacoast in the background.
Sommige kinderen spelen voetbal met een zeekust op de achtergrond.
Children are playing on the beach.
Kinderen spelen op het strand.
1
Some children are playing football with a seacoast in the background does not indicate that they are playing on the beach.
Sommige kinderen spelen voetbal met een zeekust op de achtergrond geeft niet aan dat ze op het strand spelen.
0.7161
0.1275
0.9619
0.1511
0.223
0.1081
A couple hug each other and pose for the camera in front of a pond in the snow.
Een paar omhelzen elkaar en poseren voor de camera voor een vijver in de sneeuw.
People are kissing.
Mensen kussen.
2
People cannot be kissing while they hug and pose for a camera.
Mensen kunnen niet kussen terwijl ze knuffelen en poseren voor een camera.
0.5126
0.1299
0.0
0.0878
0.5118
0.1162
A couple hug each other and pose for the camera in front of a pond in the snow.
Een paar omhelzen elkaar en poseren voor de camera voor een vijver in de sneeuw.
It is cold outside.
Het is koud buiten.
0
It is cold outside if you are in the snow
Het is koud buiten als je in de sneeuw bent
0.5127
0.1298
0.9806
0.1618
0.5996
0.1406
A couple hug each other and pose for the camera in front of a pond in the snow.
Een paar omhelzen elkaar en poseren voor de camera voor een vijver in de sneeuw.
People are getting ready to ice-fish.
Mensen maken zich klaar voor ijsvissen.
1
A couple hug each other and pose for the camera in front of a pond in the snow does not indicate that they are getting ready to ice-fish.
Een paar knuffelen elkaar en poseren voor de camera voor een vijver in de sneeuw geeft niet aan dat ze zich klaarmaken voor ijsvissen.
0.5129
0.1298
0.2684
0.1159
0.5014
0.0961
BMX rider, riding downhill on forest path.
BMX rijder, afdaling op bospad.
A bike rider in a pine forest.
Een fietser in een dennenbos.
1
The rider may not be in a pine forest. The rider could be in a forest (albeit not a pine one) or he/she could be on a path that resembles a forest because of a high number of trees.
De renner mag dan niet in een dennenbos zijn. De renner zou in een bos kunnen zijn (zij het geen dennenbos) of hij/zij zou op een pad kunnen staan dat lijkt op een bos vanwege een groot aantal bomen.
0.0
0.0822
0.6201
0.117
0.4533
0.0955
BMX rider, riding downhill on forest path.
BMX rijder, afdaling op bospad.
A unicycle rider in the city.
Een eenwieler in de stad.
2
There can either be a BMX rider or a unicycle rider.
Er kan een BMX renner of een eenwieler zijn.
0.0
0.0823
0.6437
0.1126
0.6861
0.1136
BMX rider, riding downhill on forest path.
BMX rijder, afdaling op bospad.
A bike rider in the forest.
Een fietser in het bos.
0
BMX rider on forest path is just as bike rider in the forest
BMX renner op bospad is net zo fietser in het bos
0.0
0.0823
0.6671
0.1234
0.288
0.1276
A young red-haired girl wants to see what comes after the clowns in the parade.
Een jong roodharig meisje wil zien wat er na de clowns in de parade komt
A girl is throwing up on the clowns at a parade.
Een meisje geeft over bij een optocht.
2
Comes and throwing are different.
Gooien is anders.
0.2611
0.1165
0.0
0.1036
0.0002
0.1015
A young red-haired girl wants to see what comes after the clowns in the parade.
Een jong roodharig meisje wil zien wat er na de clowns in de parade komt
A girl is scared of the clowns in the parade.
Een meisje is bang voor de clowns in de parade.
1
Wants to see what comes does not imply being scared.
Wil zien wat er komt betekent niet bang te zijn.
0.2615
0.1166
0.8092
0.1228
0.2245
0.1102